Precisiebemesting

Precisiebemesting is het toedienen van de juiste meststof in de juiste hoeveelheid op de juiste plaats en het juiste tijdstip. Precisiebemesting kan worden gedaan met drijfmest, kunstmest, kalk of andere meststoffen. Er zijn verschillende technieken voor precisiebemesting beschikbaar.

De vier juistheden van bemesting

Bij de vier juistheden van bemesting wordt gestreefd naar het optimaliseren van de benutting van met meststoffen toegediende nutriënten door het gewas en het minimaliseren van verliezen. Het gaat hierbij om:

  1. De juiste gift: een economisch optimale nutriëntengift die is afgestemd op de behoefte van het specifieke gewas en op de groeiomstandigheden (grondsoort, bodemvruchtbaarheid, bouwplan/voorvrucht, vochtbeschikbaarheid, klimaat- en weersomstandigheden). Daarnaast moet er bij de bepaling van de juiste gift rekening worden gehouden met milieucriteria.
  2. De juiste plaats. Dit betreft het op de juiste wijze toedienen van een meststof (volvelds of plaatsspecifiek, boven op de grond of in de grond) en het eventueel variëren van de meststofgift binnen een perceel. Een optimalisering van de plaatsing van meststoffen kan leiden tot een hogere benutting door het gewas en lagere verliezen naar het milieu.
  3. Het juiste tijdstip. Hierbij gaat het om de juiste timing van een meststofgift, die voor uiteenlopende nutriënten en meststoffen kan verschillen. In het algemeen zal een gift vlak voor aanvang van het groeiseizoen kunnen leiden tot een hoge benutting, maar er moet ook rekening worden gehouden met het effect op de bodemstructuur. In verband met de beperkte draagkracht van kleigronden in het voorjaar, lukt toediening van dierlijke mest dan vaak niet. Verder kan het vooral voor stikstof gewenst zijn om een deel van de beoogde jaargift niet voorafgaand aan het groeiseizoen te geven, maar achter te houden voor een eventuele bijmestgift in het seizoen en deze af te stemmen op de groeiomstandigheden, met name op mineralisatie.
  4. De juiste meststof. Vaak gaat het hier om een combinatie van organische en minerale meststoffen, waarbij de gehalten aan nutriënten in organische meststoffen, de onderlinge verhouding daartussen, de werkingscoëfficiënten en de levering van (effectieve) organische stof belangrijke criteria zijn. Afhankelijk van de omstandigheden (bodemtype, bodemvruchtbaarheid, geteeld gewas, meststofprijzen) kan de optimale meststofkeuze variëren.

Precisiebemesting met behulp van sensoren

Er is een groot aantal bodem- en gewassensorsystemen beschikbaar die ingezet kunnen worden voor precisiebemesting. Ze helpen om de juiste nutriëntengift op de juiste plaats in te zetten. De bodemsensoren worden onderscheiden naar sensoren voor vlakdekkende metingen en voor puntmetingen. De vlakdekkende metingen geven informatie op één of meer dieptes en zijn goed in staat de ruimtelijke variatie in kaart te brengen. Hiermee kunnen de textuur van de bodem, het klei-, silt-, zand-, organische stofgehalte, soms de pH en soms bepaalde nutriënten goed in kaart worden gebracht. De puntmetingen geven informatie op één of meer dieptes op één locatie. Het zijn goede, betrouwbare meetmethoden voor bodemvocht, temperatuur, EC, verdichting en pH.
Gewassensoren meten de reflectie van straling door het gewas: zogenoemde VIS- en NIR-reflectie. VIS- en NIR-reflectiemetingen kunnen worden gebruikt voor het afleiden van verschillende gewasspecifieke indices (er zijn >100 verschillende indices bekend) waarmee o.a. de biomassa (groei) en gewastoestand gedurende het groeiseizoen kan worden gevolgd en de gewasvariatie binnen een perceel kan worden bepaald. Reflectiemetingen voor de bepaling van de bovengrondse biomassa kunnen van dichtbij (nearby) met een handheld-sensor of een op een tractor gemonteerde sensor worden uitgevoerd of van veraf (remote sensing) met behulp van satellietbeelden of drones e.d. Er zijn commerciële toepassingen op basis van nearby en remote sensing op de markt.
Door het beschikbaar komen van deze bodem- en gewassensoren zijn de mogelijkheden van precisiebemesting toegenomen. Variaties in bodem- en gewassamenstelling binnen een perceel kunnen steeds beter in beeld worden gebracht, wat kan worden gebruikt als basis voor een plaatsspecifieke bemesting.
Het aantal praktijkrijpe systemen dat beschikbaar is voor de akkerbouw, is echter nog beperkt. De onderstaande systemen op basis van sensoren zijn praktijkrijp. Uitgebreidere informatie over precisiebemesting met behulp van sensoren is te vinden in de notitie Mogelijkheden van toepassing van precisiebemesting.

Plaatsspecifieke bekalking

Plaatsspecifieke bekalking is relevant voor percelen waarbinnen de pH en het organische-stofgehalte sterk variëren, zoals op de dalgronden. De optimale pH hangt naast het bouwplan af van het organische-stofgehalte (zie advisering pH dekzand-, dal- en veengronden). De hoeveelheid kalk die nodig is om de pH te corrigeren wordt bepaald door de kalkfactor, die onder andere ook afhangt van het organische-stofgehalte (zie berekening kalkgiften dekzand-, dal-, en veengronden).
Het doel van plaatsspecifieke bekalking is ervoor te zorgen dat de pH op alle plekken binnen een perceel wordt geoptimaliseerd, afhankelijk van de variaties in pH en het OS-gehalte. Dit gebeurt op basis van een vlakdekkende bodemscan waarbij pH, organische stof en textuur in beeld worden gebracht. Het is vooral interessant voor de teelt van suikerbieten, aangezien dit gewas relatief sterk reageert op pH.
In een proef in de Veenkoloniën leidde een plaatsspecifieke bekalking wel tot een wat egalere pH op het perceel, maar was het effect kleiner dan verwacht. Bij een grote variatie in pH binnen een perceel zal de financiële meeropbrengst in ieder geval in bouwplannen met suikerbieten hoger zijn dan de meerkosten, maar dit is lastig nauwkeurig vast te stellen omdat de relaties tussen pH en opbrengsten van akkerbouwgewassen zijn gebaseerd op oude proeven.

NBS gewassensing

Gewassensing wordt ingezet om tijdens het groeiseizoen een N-bijmestgift voor aardappelen te bepalen. Bij dit N-bijmestsysteem wordt ca. 2/3 deel van het gangbare N-advies voor aardappelen bij het poten gegeven. Rond gewassluiting wordt bepaald of een bijmestgift nodig is en hoeveel. De berekening van die gift is gebaseerd op biomassakaarten, verkregen uit gewasreflectiemetingen met sensoren, o.a. bevestigd aan drones, of satellietopnames. Het is met dit systeem ook goed mogelijk om plaatspecifieke bijmestgiften binnen een perceel te bepalen, als er variatie is in het perceel.
Het systeem is voor de praktijk beschikbaar via de App Stikstofbijbemesting op de website Farmmaps, waarbij satellietdata en/of sensordata (van Dronewerkers) kunnen worden ingelezen. De NBS-module is ook via de website van Agrifirm te benaderen op Akkerweb.
Afhankelijk van de gebruikte sensoren bedragen de kosten voor het gebruik 2 tot 25 euro/ha per keer (2 euro/ha per keer voor satellietbeelden en 25 euro/ha per keer voor dronebeelden), terwijl er gemiddeld 20-30 kg N/ha kan worden bespaard op de N-gift via kunstmest. Bij de huidige fluctuerende kunstmestprijzen van 2 tot >3 euro/kg N, levert dat dan zo’n 15 tot 90 euro per ha op. Verder komen er nog investeringskosten bij voor toedieningsapparatuur, waardoor het economisch rendement van plaatsspecifieke N-bemesting gering dan wel afwezig zal zijn.

Informatie over eerder onderzoek aan NBS gewassensing:

Overige systemen

Andere beschikbare systemen om de juiste gift te bepalen zijn:

  • Bijmestmonitor (Eurofins). Bijmestmonitor geeft een advies voor (o.a.) N-bijbemesting van meerdere gewassen (en dus ook aardappelen) op basis van een combinatie van grond- en gewasonderzoek. Voor aardappelen zijn er 4 meetmomenten (overeenkomend met respectievelijk 21, 31, 45 en 70 dagen na opkomst) mogelijk. De achtergronden en onderbouwing van het systeem zijn niet openbaar. De CBAV kan daarom geen oordeel geven over Bijmestmonitor.
  • Gebruik van rekenmodellen zoals Ndicea. Ndicea geeft informatie over de N-beschikbaarheid in de bodem. Zowel N-mineralisatie, de N-opname door het gewas als N-verliezen zijn in het model opgenomen. Er is een bouwplanmodule en een perceelsmodule beschikbaar. Het model levert vooral inzicht, maar geeft geen adviezen voor bemesting. Ndicea is beschikbaar via de website van het Louis Bolk Instituut: https://louisbolk.nl/ndicea.

Rijenbemesting

Rijenbemesting kan de benutting door het gewas van de toegediende nutriënten uit meststoffen verhogen, waardoor de gift omlaag kan zonder verlies van opbrengst en kwaliteit. Of en hoeveel er kan worden bespaard, hangt af van het gewas, de bodem en de teeltwijze. Het biedt het meeste voordeel bij zwakwortelende gewassen, teelt op ruime rijenafstand of bij lage bodemvruchtbaarheid. Ook bij beperkte bewortelingsmogelijkheden door een slechte structuur of aaltjesaantasting, biedt rijenbemesting mogelijk voordeel.

Rijenbemesting in mais

Rijenbemesting met kunstmest in mais wordt op grote schaal in de praktijk toegepast. Rijenbemesting met drijfmest blijkt net zo effectief te zijn als rijenbemesting met kunstmest. Aanvankelijk werd de rijenbemesting tegelijk met het zaaien uitgevoerd (in één werkgang), maar met ondersteuning van RTK-GPS is het nu mogelijk om dat in twee aparte werkgangen te doen, wat praktisch beter uitvoerbaar is. De mest wordt daarbij gedoseerd in rijen op die plaats waar later wordt gezaaid of gepoot. Op deze wijze kan drijfmest maximaal worden benut en hoeft niet te worden vervangen door kunstmest als men rijenbemesting wil toepassen.

Rijenbemesting in aardappel

In het verleden is al veel onderzoek gedaan aan rijenbemesting met stikstof en fosfaat. De resultaten daarvan waren wisselend, afhankelijk van de weers- en bodemomstandigheden.

In een proef op Zuidwestelijk zeeklei gaven breedwerpige bemesting met KAS of toediening van Urean in de rij dezelfde resultaten. Er was geen verschil in groei van het gewas, in tijdstip van afsterven, in opbrengst en kwaliteit. In deze proef kon niet bespaard worden op stikstof door stikstof in de vorm van Urean toe te passen in de rij.

Rijenbemesting in suikerbiet

Bij rijentoediening plaatst men de stikstof vijf à zes centimeter naast het zaad (aan één kant), op een diepte van ongeveer 5 centimeter. Vooral voor vloeibare meststoffen is dit met de huidige apparatuur technisch en praktisch goed uitvoerbaar.
Door de stikstof in de rij toe te passen, wordt de stikstof beter benut. Hierdoor kunt u gemid­deld ongeveer 15% stikstof besparen ten opzichte van volveldstoediening.
Lees meer hierover op de website van het IRS bij stikstofbemesting suikerbieten.

Overige informatiebronnen

Zie ook de webpagina Stikstofrijenbemesting en de pagina’s Optimalisering stikstofbenutting en Optimalisering fosfaatbenutting.